Het ondersteunen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in hun zoektocht naar werk is in de afgelopen jaren steeds meer een regionale aangelegenheid geworden. De formele verantwoordelijkheden liggen bij gemeenten en de arbeidsmarktregio’s. In de praktijk schiet de ondersteuning aan werknemers en werkzoekenden echter nogal eens tekort. De tweedeling tussen winnaars en verliezers op de arbeidsmarkt wordt zo alleen maar groter. Tijd om te handelen, zeker nu we te maken hebben met de huidige coronacrisis.
Dat de ondersteuning aan werknemers en werkzoekenden belangrijk is, laat de huidige coronacrisis maar weer eens zien. Het tij is in no-time omgeslagen van een arbeidsmarkt met een constante schaarste aan personeel naar een uiterst onzekere arbeidsmarkt, waarbij in sommige sectoren de arbeidsmarkt nog krapper is geworden en in andere sectoren de werkgelegenheid volledig is stilgevallen. Het raakt bijna iedere werknemer en iedere zzp-er in Nederland en zet de verhoudingen tussen winnaars en verliezers op de arbeidsmarkt nog meer op scherp.
Dat de scheidslijnen tussen winnaars en verliezers zouden gaan toenemen, werd door de commissie Borstlap begin dit jaar nog benoemd als een ‘nieuwe sociale kwestie. De commissie meent dat de huidige wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsmarkt onvoldoende is toegesneden op toekomstige behoeften en omstandigheden en onvoldoende ondersteuning biedt aan de mensen in een kwetsbare positie. Dat we meer oog moeten hebben voor het werknemersperspectief is dus niet alleen van belang in crisistijd, maar verdient structurele aandacht. Zeker nu, en niet alleen op landelijk niveau, maar vooral ook in de regio.
Die aandacht is er nu onvoldoende. Gemeenten hebben met de decentralisaties enorme verantwoordelijkheden op hun bordje gekregen. Het moest anders en vooral ook goedkoper. In die transitie en transformatie van het sociaal domein is er vaak veel aandacht gegaan naar de Wet Maatschappelijke Zorg en de jeugdzorg en is de re-integratieopgave op het gebied van werk en inkomen vaak op de achtergrond beland. Er is vooral een prikkel in het systeem om diegene te helpen waar het meeste kans is op resultaat.
Dit zien we ook op het niveau van arbeidsmarktregio’s. Onderzoek van Berenschot voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laat zien dat er op het gebied van werknemersdienstverlening vaak wel afspraken zijn over hoeveel mensen met een arbeidsbeperking er moeten uitstromen naar werk, maar niet over de duurzame inzetbaarheid van deze werkzoekenden. Daar komt nog bij dat veel arbeidsmarktregio’s hun doelgroep hebben verbreed van werkzoekenden met een arbeidsbeperking naar werkzoekenden in het algemeen. Hoeveel aandacht en ondersteuning blijft er dan nog over voor de kwetsbare groepen die de hulp het hardste nodig hebben?
De onzekere situatie rondom de coronacrisis zorgt voor een momentum. Gaan we als de crisis wat is bedaard terug naar het oude normaal, naar de arbeidsmarkt waar werknemers en werkzoekenden op de achtergrond staan? Of zoeken we naar een nieuwe normaal, waarbij de werknemer centraal staat? Waarbij de werknemer en de werkzoekenden weer handelingsperspectief hebben doordat ondersteuning laagdrempelig en onafhankelijk van specifieke instituties is georganiseerd.
Wij pleiten voor een regionaal servicepunt waarbij werknemers en werkzoekenden de ondersteuning en begeleiding krijgen die ze nodig hebben om succesvol te zijn op de arbeidsmarkt. Een loket waar duurzame inzetbaarheid centraal komt te staan, bijvoorbeeld door de toegankelijkheid van scholing. Dat is geen ‘rocket science’ maar eerder ‘retro-innovatie’, want in het verleden waren er verschillende vormen van persoonlijke begeleiding voor individuen beschikbaar. Maar ondanks dat we weten dat die persoonlijke begeleiding zo belangrijk is, is die de afgelopen twee decennia langzamerhand uit de arbeidsmarktinfrastructuur verdwenen.
Wat nu vooral belangrijk is, is het besef en de bewustwording dat actie nodig is. Een wel nu! De ondersteuning van werknemers en werkzoekenden verdient concretisering en ruimte tot uitvoering. Er zijn vele vormen denkbaar, maar belangrijk is dat het proces in beweging komt en er gebouwd wordt aan netwerken van vertrouwen en gedeelde visie in de regio’s. Anders komen we, in de woorden van commissie Borstlap, op een point-of-no-return. Dan moeten we over een aantal jaren concluderen dat we aan de zijlijn hebben gestaan. Toekijkend hoe de scheidslijnen tussen winnaars en verliezers zich hebben verdiept. Zonder dat we in actie kwamen.
Ellen Dingemans (het PON) & Auke Blaauwbroek (De StrategieCentrale)