In het najaar organiseert Erfgoed Brabant weer vier erfgoedcolleges. Tijdens deze erfgoedcolleges bekijken ze, aan de hand van vier erfgoedthema’s, hoe in- en uitsluiting van bepaalde groepen mensen in Brabant heeft plaatsgevonden. Welke rol spelen en speelden niet-overheidsinstellingen in armoedeverlichting? Wat betekende en betekent het om als arbeidsmigrant in Brabant te werken? Hoe zit het met de vrouwelijke stem in de geschiedschrijving van Brabant? En welke sporen laat het koloniaal verleden van Brabant na in het erfgoed van onze provincie? Deze thema’s belichten we telkens vanuit de geschiedenis en vanuit de actualiteit.
In hoeverre zijn arbeidsmigranten in Brabant een nieuw fenomeen? Wat betekent het voor arbeidsmigranten om in een nieuwe gemeenschap te komen? En hoe is dat voor een ontvangende gemeenschap? Eeuwenlang was Noord-Brabant eerder een emigratie- dan een immigratiegebied. Bestemmingen waren eerst het rijke Holland en later Amerika. Pas met de industrialisatie en de verschuiving van de huisweverij naar de steden ging dit veranderen. De nieuwe fabrieken trokken niet alleen arbeiders uit de dorpen aan, maar ook specialisten van buiten de provincie en van buiten het land. Na een korte maar massale instroom van Belgen tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de immigratie van industriearbeiders steeds belangrijker. Dat wordt duidelijk uit de geschiedenis van industriesteden zoals Tilburg en Breda, maar voor alles Eindhoven met de Philips-fabrieken.
Wederzijdse aanpassing van met name Spanjaarden en Turken enerzijds en de (dikwijls heel recente!) Eindhovenaren anderzijds kenmerken de geschiedenis van de lichtstad in de laatste zestig jaar. En daarmee stopt het niet, zoals de grote instroom van immigranten van over de hele wereld in verband met de Technische Universiteit en de nieuwe bedrijven als ASML bewijzen. Prof. dr. Jan Lucassen laat zien dat Eindhoven en Brabant kunnen leren van meer dan een eeuw migratie- en integratiegeschiedenis.
Dr. Marleen van der Haar spreekt over recente Poolse arbeidsmigranten in de Brabantse samenleving. De afgelopen tien jaar is het aantal arbeidsmigranten in Noord-Brabant verdrievoudigd. In 2018 waren ruim 92.000 buitenlandse werknemers (geen expats en werkzaam/woonachtig in Nederland vanaf 2004) werkzaam voor een Brabantse werkgever. Bijna twee derde van deze groep heeft een nationaliteit uit een van de elf landen in Midden- en Oost-Europa, voornamelijk uit Polen. De grootste groep arbeidsmigranten heeft een instabiele en kwetsbare arbeidspositie; deze werknemers werken als uitzendkracht, voor een laag uurloon, op een tijdelijk contract. Wat betekent deze kwetsbare arbeidspositie voor hun plek in de Brabantse samenleving? Door werk- en woonomstandigheden leiden arbeidsmigranten en bewoners van Brabantse gemeenten vaak parallelle levens. Op de beleidsagenda van Brabantse gemeenten staat met name de huisvestingsproblematiek – met extra urgentie ingegeven door COVID-19. De impact op sociale samenhang en bijbehorende integratievraagstukken krijgen veelal nog te weinig aandacht. De geschiedenis laat zien dat deze van cruciaal belang zijn om te komen tot een inclusieve samenleving.
Prof. dr. Jan Lucassen is emeritus-hoogleraar aan de Vrije Universiteit en als onderzoeker verbonden aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam. Hij is een specialist op het gebied van de geschiedenis van arbeid en arbeidsmigratie. Van zijn hand verschijnt in het voorjaar een wereldgeschiedenis van het werk.
Dr. Marleen van der Haar, adviseur-onderzoeker bij Het PON, doet voor gemeenten en provincie onderzoek naar het hedendaagse arbeidsmigrantenvraagstuk in Brabant.
Kijk voor meer informatie op de website van Erfgoed Brabant.