Al jaren staat het bovenaan de agenda voor bestuur en beleid: ‘in het sociale domein willen we sturen op maatschappelijke effecten’. Een transformatie in overheidssturing die past bij de beweging naar meer netwerk governance; een manier van werken waarbij een groep van organisaties gezamenlijk verantwoordelijk is voor het behalen van maatschappelijke effecten. De vraag is echter: in hoeverre is het überhaupt mogelijk om betekenisvolle indicatoren te vinden die ook het minder grijpbare voorliggende veld weten te omvatten?
Kun je bijvoorbeeld de effecten van een preventieve aanpak voor een groot groep jongeren meten? En zo ja, kost dat dan niet te veel inspanning van de jongeren en de professional? Met andere woorden; kan het onderzoeken van deze uitkomsten ethisch en financieel verantwoord gedaan worden? Landelijke kennisinstituten zoals NJi, NCJ, RIVM, Kenniscentrum Sport, Movisie, Trimbos en Vilans hebben als ‘Samenwerkingsverband Erkenning van Interventies’ een mooi begin gemaakt met het online magazine en database ‘Grip op preventie’.
Met andere woorden; kan het onderzoeken van deze uitkomsten ethisch en financieel verantwoord gedaan worden?
Echter, dit levert nog geen effectgegevens op! Laat staan een vertaling naar stuur-, beleids- en verantwoordingsinformatie. Kennis over effectieve interventies helpt beleidsmakers en zorginkopers om te kunnen kiezen voor kwalitatief goede hulp, maar de daadwerkelijke effecten van de interventies zijn daarmee nog niet in kaart gebracht. Er worden wel allerlei gegevens verzameld, maar het kunnen vertalen van cijfers naar informatie naar kennis is een vak op zich. Het ontbreekt (vooral kleine) gemeenten vaak aan analysekracht om dit te kunnen doen, om van al die gegevens een correct en betekenisvol verhaal te maken. Ook qua middelen is er beperkte ruimte. Waar Movisie-directeur Saskia Keuzekamp tijdens het landelijk congres ‘Samen sturen op doen wat werkt’ oproept om 5% van de gemeentebegroting te reserveren voor onderzoek naar maatschappelijke effecten, blijkt dit in de praktijk veelal als onmogelijk te worden ontvangen.
Een weloverwogen keuze is noodzakelijk om te kunnen transformeren naar een overheid die meer en meer stuurt op kwaliteit en maatschappelijke waarde. Dit betekent niet alleen ambities opnemen in het bestuurlijk kader, maar ook gericht beleid voeren op het transformeren van de kennis- en informatievoorziening ten aanzien van het sociale domein. Door op zijn minst analysekracht te organiseren, effecten te duiden en terug te rapporteren en niet te vergeten de ontvangers van deze kennis te ondersteunen bij het denken vanuit kwaliteit en maatschappelijke effecten. Het is immers niet effectief om aan de voorkant te sturen op maatschappelijke effecten, terwijl we aan de achterkant ‘oud’ blijven denken!
Gemeenten Breda, Bergen op Zoom en de Kempengemeenten (Bladel, Eersel, Bergeijk en Reusel-De Mierden) zijn deze uitdaging aangegaan. Zij zijn mede-opdrachtgever en casus in een meerjarig wetenschappelijk onderzoek naar het functioneren van netwerken in het jeugddomein. Een netwerk bestaat uit organisaties waarmee de gemeente samenwerkt om het doel van het jeugdhulpbeleid te bereiken. Per netwerk zijn dit diverse organisaties die onder te verdelen zijn in tien typen (gemeente, basisvoorzieningen, onderwijs, huisartsen, gezondheid/preventie, kinderopvang, specialistische jeugdzorg, jeugdbescherming & -reclassering, veiligheid en vrijwilligers/verenigingen).
Wil je meer weten over sociale netwerkanalyse en mijn promotieonderzoek, neem dan gerust contact met mij op!
Mariëlle Blanken, 17 februari 2019