Afgelopen week ben ik in een door Pact en R-Newt meegenomen in de leefwereld van jongeren in Tilburg-Noord. Tilburg-Noord is een grote stadswijk waar mensen van ongeveer 120 nationaliteiten wonen. Een groot deel vaan deze mensen heeft te maken met armoede en problemen op het gebied van leefbaarheid en veiligheid. Lector Jan Dirk de Jong nam ons mee in de straatcultuur. [1]
Opgroeiend in deze context, hebben de meeste jongeren geen vertrouwen in de overheid. Ze worden alleen aangesproken als risico: als het gaat over hangjongeren, drugs, ondermijnende criminaliteit. De Jong pleit voor een aanpak die in gaat op wie ze wel zijn en wat ze kunnen. Een aanpak van perspectief en hoop. Dit om de gevoelens van inclusie (ik hoor erbij) en identiteit (ik doe ertoe) bij jongeren te versterken.
De groepsdynamiek van de lokale jeugd speelt zich voornamelijk af op straat en online. Het normale leven is voor deze jongeren al risicovol: bijvoorbeeld qua gezinssamenstelling- en problematiek, huisvesting of drugsgebruik en drugseconomie. Zij zoeken op straat bij elkaar erkenning en veiligheid in een onveilige omgeving.
Vanwege de wederzijdse afhankelijkheid in de buurt, is het belangrijk elkaar niet te verraden. Dat maakt het voor welzijnswerkers ingewikkeld: ze kampen met handelingsverlegenheid in deze buurten en wijken. Want de jongeren op straat willen geen loser zijn en keuren slecht gedrag juist goed.
In zijn boek Kapot moeilijk, beschrijft de Jong de waarden van de straat, die ook in Tilburg-Noord belangrijk zijn:
- Schijt hebben (voor jezelf opkomen)
- Loyaal zijn (bij een conflict)
- Hard zijn (tegen een stootje kunnen)
- Ballen tonen (uitdagingen aangaan)
- Scherp zijn (waakzaam zijn: kansen zien)
- Draaien (succes uitstralen: doekoes en chickies)
- Fatoe zijn: (bijdehand en vermakelijk zijn: humor delen)
Hij noemt dit conventionele waarden met een onconventionele invulling. In hoeverre deze waarden ook voor meiden gelden is niet bekend; zij moeten zich in dezelfde straatcultuur manifesteren. Wel is duidelijk dat online de geweldcultuur heftiger is en dat ze daar op jongere leeftijd aan mee gaan doen.
Het gaat om jongeren die met de rug naar de samenleving leven. Hun negatieve sociale identiteit wordt een geuzenidenteit: Hoe de jongeren van de straat willen dat ik me gedraag, gedraag ik me, anders heb ik straks niemand meer!
Daar sta je dan als hulpverlener of jongerenwerker met je handelingsverlegenheid. De Jong bestrijdt dat de interventies gebaseerd op wat werkt effectief zijn. Hij pleit voor interacties op basis van wie werkt. Biedt jongeren talentgericht uitzicht op een positief perspectief op opleiding en werk: dan gaan ze beseffen dat ze onderdeel uitmaken van een groep mensen die hen zien. Het is belangrijk ervaringsdeskundigen bij deze werkwijze te betrekken. En dat doet R-Newt in Tilburg-Noord.
Ze zorgen dat ze aanwezig zijn in de buurten, in de wijk. Niet om hun eigen normen op te leggen maar om eens samen dingen te doen. Muziek maken, een balletje trappen, elke ingang is een kans. Ze vinden het belangrijk aan te sluiten bij de passie van jongeren. Waarin willen ze zelf groeien?
Via small talk en eens een broodje samen eten, worden jongerenwerkers een vertrouwder gezicht in de buurt. Dan kunnen er nieuwe activiteiten ontstaan waaraan jongeren samen invulling geven. Met behulp van talenten uit de buurt: een fotograaf, kledingbedrijf, of flyerontwerp is er gemakkelijk te vinden. De jongeren uit Tilburg-Noord zijn enthousiast. Belangrijk is vooral dat er wordt gewerkt buiten de kaders van de middenklasse mentaliteit: deze jongeren zijn en worden nooit zo!
Een mooie bekrachtiging van de heropleving van de samenlevingsopbouw zoals beschreven in de canon Samenlevingsopbouw. Het versterken van de sociale basis vergt opbouwwerk.
Het PON & Telos draagt hieraan bij met onderzoek en het beschrijven van hoe beleid uitwerkt in de praktijk. Maar wij kunnen niet zonder de inspiratie van mensen die hun passie volgen en het doen in zo’n complexe wijk als Tilburg-Noord. Dus dank daarvoor Ashrav, Kareem, Shandy en vele anderen in die wijk!
[1] Het onderzoek van Jan Dirk de Jong richt zich op de straatcultuur. Hij heeft voornamelijk jongens onderzocht. Voor meiden pakt de straatcultuur waarschijnlijk anders uit.