In mijn telethuiswerkpaleisje is het redelijk goed toeven. Ik beschik over internet, echte en online boeken, een bankje om op te gaan zitten lezen en een bureaustoel met wieltjes. En omdat manlief een kritieke functie heeft, ben ik er de hele dag alleen! En dat stemt tot nadenken.
De stratenmakers die nu al ruim drie weken onze straat openbreken, dichttegelen en weer openbreken, werken door. Zelf ben ik ook druk met skype- of zoomvergaderingen, schrijfwerk en telefoontjes. Het lijkt zelfs intenser dan anders: geen natuurlijke pauzes door onderonsjes met collega’s. Mijn zus werkt als docent met digitale lessen. We werken allemaal voor de publieke zaak.
Soms ben ik bezorgd over die aanhoudende hoest van mijn zus, of die paar keer niezen per dag. Toch merk ik dat ik vooral vertrouw op onze gezondheid, ons vermogen genoeg afstand te houden en af te zien van sociale activiteiten.
Daarnaast vertrouw ik op de kennis van virologen en artsen, op hun ervaringen met het COVID-19 virus. Ik besef dat de isolatie een flinke tijd gaat duren en dat ouderen zoals mijn vader en zijn vrouw erg kwetsbaar zijn. Dat vergt nieuwe vormen van contact en meeleven op afstand.
Ook vertrouw ik, zij het met iets meer moeite, op onze politici die naar eenheid zoeken om met deze epidemie om te gaan. Ik wantrouw iedereen die in deze tijd haat zaait of complottheorieën debiteert. Net als Yuval Noah Hariri in zijn pleidooi om tot wereldwijde samenwerking te komen om de crisis te bestrijden.
Samenwerking vergt vertrouwen, vergt het omarmen van verschillende perspectieven. Dan kunnen we terugveren. Wellicht niet naar onze oude vertrouwde gewoonten, maar naar een door de ervaringen getekende, wijs geworden samenleving. Met nieuwe gewoonten, nieuwe behulpzaamheid en nieuwe veerkracht.