Eindelijk is hij er dan: de visie op de Brabantse leefomgeving. Na een uitgebreid consultatieproces biedt de visie een doorkijk naar 2050 met een tussenstap in 2030. In de opmaat van de omgevingsvisie in Brabant ben ik als adviseur-onderzoeker van het PON betrokken geweest. Ik was een kleine schakel naar het netwerk rond social innovation en haakte aan na de droomfase. Als niet-gebiedsgerichte deskundige ben ik na een jaar ook weer afgehaakt en namen collega’s het stokje over.
Al lezend voel ik een lichte trots: wat zijn er veel idealen overeind gebleven! De ambities spatten ervan af. Op alle beleidsterreinen en ook veel levensgebieden wordt alles beter in Brabant de komende dertig jaar, als we de visie kunnen realiseren. En dat is hard nodig, want op diverse punten in de leefomgeving is het nu vijf voor twaalf. Het doemscenario van gezond voedsel uit een pilletje en frisse lucht als attractie lijkt soms akelig dichtbij. De afgelopen meimaand is de heetste ooit gemeten en veel Brabanders hebben last gehad van de gevolgen van extreme onweersbuien.
De visie biedt aanknopingspunten voor uitvoeringsprogramma’s met waterschappen, gemeenten, bedrijven en belangenorganisaties. En allen worden uitgedaagd de opgaven anders aan te pakken. Maar hoe we de hedendaagse gewoonten in de toekomst gaan veranderen wordt in het midden gelaten. Ja, de provincie gaat diep, breed en rond kijken om de opgaven zo goed mogelijke tegemoet te komen. Maar hoe beweeg je mensen zomaar naar die toekomst?
Hoe verleid je Brabanders te kiezen voor schone energie of ondernemers te werken met een circulair productieproces? Gaandeweg bekruipt me het gevoel dat ik als inwoner van Brabant vooral ook zelf aan zet ben. En dan merk ik, hoewel ik geen vlees eet, dat ik niet altijd bijdraag aan een gezonde leefomgeving. Dat ik als fervent fietser ook regelmatig in mijn vrije tijd de –weliswaar hybride- auto gebruik. Mijn daily-urban-system was afgelopen tien dagen twee keer naar Duitsland voor recreatie en een keer naar Brussel voor werk. De zonnecollectoren draaien op volle toeren, maar opslagvoorzieningen zijn nog niet beschikbaar. Onze jaren dertig tussenwoning is nog lang niet goed genoeg geïsoleerd. We koken op inductie maar kunnen niet zonder gas het huis verwarmen.
Als bewoner wil ik best in beweging komen maar voorlopig heb ik geen alternatief. Wie gaat die duurzame begijnenhofjes 4.0 bouwen tegen een toegankelijke prijs? Als toekomstige oudere wil ik daarin wel wonen. Wat kan ik doen om de eerst stappen te zetten? En hoe kan de wat minder veerkrachtige Brabander meedoen met de ontwikkelingsprocessen in de programma’s die voortvloeien uit deze omgevingsvisie? Collega’s Susanne Agterbosch en Mariëlle Tuinder vragen zich dit ook af: omgevingswet vraagt om sociale veerkracht.
Wat ik nodig heb is vertrouwen. Erop vertrouwen dat het systeem aan regels echt gaat veranderen. Dat het met mensen meebeweegt, in plaats van op de rem staat. Dat de Brabantse natuur het niet aflegt tegen de economische belangen. Dat de energietransitie voor iedereen wat op gaat leveren.
Vertrouwen blijkt een van de belangrijkste verklarende indicatoren voor sociale veerkracht te zijn, zo leert ons de meest recente versie van de monitor Sociale veerkracht.
Investeer dus in dat vertrouwen en beschaam het niet. Dat vertrouwen heb ik nog niet. Maar de ingrediënten van de nieuwe omgevingsvisie bieden me wel hoop!